Dag zeven in thuisisolatie en ik ben moe. Moe van weinig beweging, moe van mijn klieren die vol zitten. Ik ben denk ik niet besmet met het virus dat iedereen bezig houdt (daarvoor is mijn hoest te vol, ik braakte groen slijm, het zat niet vast – mijn longen voelen niet pijnlijk aan en ik heb geen koorts). Toch zit ik uit voorzorg thuis, dat is het minste dat ik kan doen: geen anderen besmetten met dat waar ik last van heb.
De niet stoppende informatiestroom legt me lam, maar mijn vingers blijven de adressen van nieuwssites intoetsen, ik bekijk alle Instagram stories en tweets en sta constant in contact met vrienden en familieleden via chats en apps. Mijn hoofd zit vol. Iedereen is bang om eenzaam te zijn, vergeten te worden misschien ook. Ik weet niet of ik daar bang voor ben, ik heb juist behoefte aan stilte en niemand om me heen. Maar ik leef met iemand samen, ik word dagelijks aangeraakt en hoef niet alles zelf te bedenken en te doen. Ik heb die luxe.
Toch leef ik al dagen op stress. Mijn hart gaat hard tekeer, mijn adem zit hoog, ik heb adrenaline genoeg zelfs zonder koffie te drinken en met een grieperig lijf. Ik werk in volle snelheid, probeer te relativeren dat ik straks niet naar Amerika kan, dat mijn tweede boek waarschijnlijk pas veel later zal verschijnen. Ik duw rekeningen die zich zullen opstapelen weg uit mijn gedachten.
Vandaag om twee uur heb ik voor het eerst therapie buiten de bekende kamer van mijn therapeute. Ze belt me via Skype. Hoe intiem dat is ontroert me: ik draag een oude trui en daaronder geen bh, ik zie hoe slecht ze heeft geslapen aan haar grauwe huid en achter haar zie ik de kunstwerken die haar kind maakte en een donkergele, bijna opgebrande kaars. Ze vraagt me of ik bang ben. Ik slik en zeg dat ik de angst niet goed voel omdat ik zo hoog in mijn stress zit: mijn bekende copingmechanisme. Lekker blijven werken, ondertussen mezelf afleiden met het nieuws, vrienden, debiele spelletjes via een app. Om naar niet te hoeven voelen en te hoeven dealen met angstig zijn. Ik weet niet hoe dat moet, zeg ik: ik houd eigenlijk altijd een soort controle omdat ik als de dood ben voor die angst. We zijn een paar minuten stil, buiten spelen een paar buurtkinderen op de binnenplaats, hun stemmen klinken helder en vrij.
Mijn therapeute vraagt me waarom ik mezelf niet toesta gewoon te zijn, naar mijn lichaam te luisteren en het gevoel van angst toe te laten. Ik moet lachen, ze vraagt waarom. Omdat je zo typisch psychologerig praat. Altijd maar weer dat gevoel er ‘gewoon’ laten zijn – dat is zo makkelijk gezegd. En ik wil ook gewoon realistisch zijn. Het is toch ook allemaal hartstikke erg wat er gebeurt. Mensen kunnen mijn hulp hartstikke goed gebruiken, ik vind dat ik te weinig doe. Mijn stem vliegt door de bocht. Mijn therapeute is stil en schenkt me een zachte glimlach. Het beeld flikkert een beetje, de pixels verschieten en ik hoop dat de verbinding straks verbreekt zodat ik door kan gaan met werken.
Er bestaat een verschil tussen je kop in het zand steken voor deze, en elke persoonlijke of universele crisis en je eigen gevoelens serieus nemen, zegt ze. Je mag voor jezelf zorgen, je mag grenzen stellen. Wat heeft het voor zin om de hele dag door allemaal input te krijgen als je er niets mee kunt. Ik denk aan een stuk geschreven door mijn vriendin Cathelijne dat ik gister las. Ik was onder de indruk van haar (daad)kracht en ‘moedig voorwaarts’ mentaliteit. Ze schrijft over gebruik maken van de vrijheid van tijd en creativiteit die er nu is. En ze schrijft over elkaar helpen, er voor elkaar zijn. Ik voel me tekortschieten omdat ik tot nu toe alleen nog maar series heb gebinged, deadlines heb geramd en uren op mijn telefoon heb gescrolled. Ik zou willen dat ik hoofdstukken had geschreven aan mijn nieuwe boek en allerlei helpende acties had bedacht voor zwakkere stadgenoten. Maar ik ook dat je niets voor een ander kunt betekenen als je er zelf niet helemaal bent. Als je jezelf lam laat leggen door stress en overprikkeling. Daarom moet ik na een cynische zucht mijn therapeute toch gelijk geven: vanaf nu ga ik weer beter op mijn grenzen letten. En als ik dan minder gestrest ben en ook fysiek weer ben opgeknapt is het tijd om mijn handen uit de mouwen te steken en een fantastisch initiatief als dit te steunen. Want, zoals Cathelijne mooi schrijft: ‘we komen hier weer doorheen. Samen.’