De smaak van koper

De eerste avond dat ik hem zag, ergerde ik me aan zijn nonchalance. Hij droeg een simpele trui, lichtgroen, die iets knelde om zijn bovenarmen en daaronder een versleten jeans. Zijn nagels waren langer dan die van de meeste mannen en zijn handen waren ruw, hevig gebruind door de zon. Het was maart, maar niet warm voor de tijd van het jaar, toch droeg hij geen jas. Zijn wangen waren ongeschoren, grijze haartjes prijkten tussen de koperbruine haren van zijn baard. Buiten rookte hij sigaretten, luisterde naar de vrouwen die zich om hem heen hadden verzameld. Soms zei hij iets – al het leek meer op grommen met zijn volle, lage stem. Het was een avond vol kunstminnende stedelingen, hij vertelde met enige trots over zijn huis vlak aan de duinen. Later die avond werd er een documentaire getoond. De film liet een jongen zien die voor het eerst werd gepijpt. Een oudere, roodharige vrouw zat minutenlang tussen zijn magere benen terwijl de jongen stoïcijns voor zich uit keek. Ik zat naast hem op een roze, leren bank, onze knieën raakten elkaar en allebei bleven we zitten zonder ons te bewegen. ‘Waarom duurt het zo lang voor hij komt?’ vroeg een vrouw uit het publiek. ‘Sommige dingen duren langer dan nodig is,’ antwoordde hij en hij keek mij aan.

De tweede keer dat ik hem zag was een maand later: Koninginnennacht, na tweeën. Ik liep over straat, verdwaasd door de alcohol in mijn bloed en opzoek naar hem. Midden op een plein vol mensen zag ik hem staan. Zijn fysiek nog groter dan ik me herinnerde. Ik liep op hem af, hij zag me, greep me bij mijn schouders en zoende me. Gulzig drong zijn tong bij me naar binnen; nat en speels, lenig haast. Onder mijn rode blouse zocht hij mijn borsten, zijn handen waren groter dan het vlees dat ze vasthielden. Hij kneep gretig, ik voelde de muziek die hard werd gedraaid vanbinnen gonzen. We liepen naar mijn huis toe, dartelend als jonge dieren, struikelend over onze eigen voeten. In de straat waar mijn moeder vroeger woonde, scheurde hij mijn blouse open en zakte ik door mijn knieën voor hem. Hij kreeg applaus van voorbijgangers, ik bleef likken, zuigen, spelen. Sommige dingen duren langer dan nodig is.

Even later op mijn zolderkamer: ik was bang dat mijn huisbaas ons zou horen. Binnensmonds kreunde ik toen zijn linkerhand bij me naar binnen ging. Rode, kletsnatte vingers hield hij omhoog: ik bloedde. De zoetscherpe geur van koper vulde de kamer. Hij smeerde het bloed op mijn wangen, mijn lippen en likte het er daarna af. Onder de douche beet hij zo hard in mijn stijf geworden tepels dat ik enkel kon gillen van de pijn. De rode, diepe afdruk van zijn tanden in mijn huid bleef een week lang zichtbaar.

De laatste keer dat we elkaar zagen was in zijn duinhuis. Op het erf voor de gietijzeren voordeur duwde hij een vuist bij me naar binnen. Mijn ogen gleden dicht, zijn vingers bleven draaien, even later schreeuwde ik een leeg bos vol. Op de grond voor de bank kwam hij voor het eerst in me. Met hevige stoten zakte mijn lijf verder in het zachte vloerkleed onder ons. Hij draaide me om, legde me op hem. Met mijn billen in zijn greep duwde hij zichzelf steeds dieper in me. Toen het voorbij was, vulde een weeë geur de kamer. Vlekken op het vloerkleed, mijn binnenste kleverig en nat. Hij schonk perensap in, terwijl ik loom het spoor van zijn opgedroogde speeksel tussen mijn liezen nog één keer volgde.